VERENIGING VOOR VLAAMSE EN NEDERLANDSE CULTUUR
Lenka Strnadová
Voordat de tulpen zijn uitgebloeid… 28 april 2024
Nergens anders staat de mens dichter bij zichzelf en anderen dan in de natuur. Even een kanttekening: dit geldt ook voor valkuilen en gevaren, die je als je ze overwint, vaak een mystieke dimensie bezorgen. Een volkomen gewone tuin, een bewoonbare en nuttige ruimte, een soort privézone tussen de wilde natuur, een veld en een huis, kan echter een even mystieke ervaring zijn. Het doel ervan is altijd in de eerste plaats utilitair geweest, maar in bijna alle gevallen, of het nu de kleinste was op stadserven of een beetje grotere in landelijke boerenhoeven, werd altijd wel een plek gevonden voor een bloembed. Om nog maar te zwijgen van parken en siertuinen rond paleizen en adellijke residenties, en botanische tuinen en arboreta. Er is geen betere plek voor eenzame contemplatie en een gesprek met de eigen of een andere ziel dan tussen de bloemen.
Wij geven iemand bloemen bij diverse gelegenheden en vinden dat vanzelfsprekend. Het is een gemeenschappelijke conventie, een onderdeel van een sociaal ritueel. We denken niet eens meer na over het waarom. Er zijn bloemen bij verjaardagen, bruiloften, doopfeesten en begrafenissen, en je kunt de lijst zo lang maken als je zelf wilt. Bloemen hebben de verbazingwekkende kracht om te spreken waar onze woorden te kort schieten. Ze kunnen iets tussen hemel en aarde uitdrukken. Ze zijn een symbool van nieuw leven, liefde, vreugde, tederheid, hoop, dank, goede wensen, deelneming, troost, evenals vergankelijkheid en eindigheid. Ze duren een moment, maar toch voor altijd, net als het leven zelf.
Een heel gewoon toeval bracht mij op de voorgaande gedachten, namelijk de ontmoeting met een dame die een mobiele telefoon had die vol met afbeeldingen van bloemen was. Toen ze me de foto's liet zien, wist ik dat ik dit kleine wonder met eigen ogen wilde zien. Ik moest het zien te halen voordat de laatste tulpen van het jaar zouden zijn uitgebloeid en hun kwetsbare schoonheid plaats had maken voor pioen- en andere rozen, zonnebloemen en voor alle eenjarige planten en warmteminnende bloemen. Ik denk dat de ijsheiligen die besloten hadden om al medio april te komen in plaats van mei dit jaar, mij in de kaart speelden. De tulpen hebben het overleefd, maar het is het laatste weekend van april en de temperaturen schieten omhoog. Hun magische bloemen zijn binnenkort afgelopen voor dit jaar.
Hoewel de dame aan de kassa van het Arboretum in Průhonice op het punt staat te sluiten, slaag ik erin haar om te praten door te zeggen dat een jaar lang is en ‘ik ze dit jaar nog moet zien’. We haasten ons langs de Černý rybník (Zwarte vijver) door de tuin, die al in volle zomerpracht is. Het gras staat hoog en de bloemen van sommige bollen laten langzaam hun hangende bloemblaadjes op de grond vallen. Maar in de weide achter de Černý rybník daagt toch nog hoop, die straalt me zelfs tegemoet. Tulpenbedden barsten van kleur en trillen in het vroege avondlicht. De stelen van deze schoonheden golven sierlijk en aan elk van hen bungelt een magische bloem. De laatste keer dat ik deze tulpenbedwelming heb meegemaakt, was misschien wel in de jaren negentig in de tulpenvelden in Nederland. In Průhonice is het op kleinere schaal: ‘slechts’ 18.500 planten, maar de variëteiten wisselen elkaar af en het voelt alsof ik in een snoepwinkel sta. Op het menu staan eenvoudige wonderen, lelieachtige, pioenroosachtige, gelobde, meerbloemige, papegaaiachtige en de beroemde viridiflora’s. Ook de kleur zwart ontbreekt niet. Dit duizelingwekkende gevoel wordt bekroond door het ontwaren van de variëteit ‘Ice Cream".
Over Nederlandse tulpen gesproken: ze zouden aan het einde van de 16e eeuw naar Nederland zijn gekomen, met name in 1594 vanuit Wenen. Vastgesteld is dat er al veertig jaar eerder dan in Nederland witte, gele en rode tulpen in de koninklijke tuinen van Praag bloeiden, namelijk in 1554.
Ze kwamen naar ons land dankzij de diplomatieke betrekkingen van de Habsburgers met het Ottomaanse Rijk en sultan Suleiman de Grote, die op hun schoonheid verliefd was en ze om begrijpelijke redenen overal in Istanbul liet planten. In het Turks worden tulpen lale genoemd (vergelijk lelie) en de naam ‘tulp’ komt van de Perzische of Turkse naam voor tulband. De Nederlandse ‘tulp’ verloochent niet het verband met de aanduiding ‘tulband’. Maar genoeg taalkunde.
In het midden van de 16e eeuw werkte Carolus Clusius (Charles de l'Ecluse, 1526–1606), een beroemde Vlaamse botanicus, geboren in Arras (Atrecht) en een tijdgenoot van William Shakespeare, in Habsburgse dienst. Hij kweekte onder meer tulpen uit het Ottomaanse Rijk in de koninklijke tuinen van Wenen. De Renaissance stimuleerde immers onder meer tuinkunst, en dat kon niet zonder bloemen. Des te beter als ze nieuw, exotisch en niet-alledaags zijn. Als je Arcimboldo's beroemde schilderij van Rudolph ii als de god Vertumnus (1590–1591) van dichterbij bekijkt, zul je er zeker de tulpenbloem op aantreffen.
Tijdens de regering van Rudolph ii keerde Carolus Clusius terug naar de Nederlanden, ongetwijfeld met tulpenbollen in al zijn zakken. Hij legde in Leiden een botanische tuin aan en het moet hem een paar jaar hebben gekost om deze uit te breiden. Kennelijk experimenteerde hij al met het kruisen van gevlamde variëteiten, die hij waarschijnlijk ook met argusogen bewaakte. Zelf kende hij de oorzaak van de magische vermenging van kleuren niet. Pas in de 19e eeuw werd duidelijk dat dit door een virus werd veroorzaakt. Iemand zou deze bollen uit Clusius‘ tuin hebben gestolen. We kunnen er alleen maar naar gissen of de persoon in kwestie naar de rijkdom van de tulpen verlangde of naar een volle portemonnee. Hoe het ook zij, hij voegde hij een schakel toe aan de keten van oorzaken van een van de grootste ‘epidemieën’ op de beursmarkten die ooit in Europa hebben gewoed. Maar dit gebeurde pas in 1637 en toen was de beroemde botanicus Clusius al 31 jaar dood.
Waarom de tulpenrage niet eerder in Wenen of Praag, maar pas in 1637 in Nederland uitbrak, blijft voor mij een beetje een raadsel. Misschien heeft het er iets mee te maken dat het in onze contreien als pure waanzin zou worden beschouwd om een huis, laat staan een brouwerij (!) in te wisselen voor een gewone bloembol, ook al zou er zoiets bovennatuurlijks moois als de Semper Augustus uit groeien.
Ik kan niet beloven dat ik er de volgende keer weer bij zal zijn, maar ik kom voor deze mystieke ervaring zeker terug voordat één zo’n tulpenzaadje tot een bol is uitgegroeid. Misschien zullen de experts op het gebied van de botanie mij corrigeren, maar men zegt dat dit een respectabele twaalf jaar duurt.
FOTO van het Arboretum van Průhonice Lenka Strnadová
Onze partners